De afgelopen jaren merk ik in mijn werk en onderzoek steeds weer hoe groot de spraakverwarring is rond digitale verandering. In het Nederlands gebruiken we vaak één woord voor uiteenlopende verschijnselen. In mijn vorige blog over digitale transformatie heb ik dit verschil al aangeduid met de metafoor van een reis. Die nuance raakt in beleid en praktijk echter vaak zoek.

Ook in de internationale literatuur is dit onderscheid onderwerp van debat. In hun overzichtsstudies onderscheiden Vial (2019) en Hanelt et al. (2021) drie lagen: digitization (van analoog naar digitaal), digitalization (digitaliseren van processen en interacties) en digital transformation (fundamentele herstructurering van organisatie en waardelogica). In mijn systematische literatuuronderzoek liet ik zien dat deze termen niet alleen semantisch, maar ook strategisch van betekenis verschillen: een verkeerde classificatie leidt tot een verkeerde aanpak en vaak tot mislukte trajecten.
Wanneer ik dit combineer met de denkkaders van Bateson (1972) en Argyris & Schön (1978) over ordes van verandering, ontstaat een scherp analytisch onderscheid. Digitalisering is nauwelijks een verandering (nulde orde), digitale transitie is verbetering binnen bestaande aannames (eerste orde) en digitale transformatie is het herzien van die aannames en structuren (tweede orde). Echte systeemtransformatie gaat nog een stap verder en vraagt om leerprocessen: organisaties die zichzelf continu opnieuw kunnen uitvinden (derde orde). In het Nederlands gebruiken we de term digitale transitie niet of weinig, vaak worden de eerste twee stappen samengevoegd tot digitalisering.
In de Nederlandse praktijk zie ik vooral veel digitale transities. Voorbeelden zijn DigiD, zelfscankassa’s, online bankapps of de Berichtenbox: het bestaande proces wordt digitaal, maar de logica blijft gelijk. Digitale transformatie komt maar sporadisch voor: Bunq die een bank opnieuw uitvindt zonder filialen, Picnic die de supermarkt herontwerpt rond logistiek en data, of Voys die een organisatie bouwt zonder managers. Om dit onderscheid concreet te maken gebruik ik vaak bovenstaand schema.
De belangrijkste boodschap die ik hier nogmaals wil meegeven is dat we preciezer moeten zijn in taal en diagnose. Veel organisaties en overheden hebben het over digitale transformatie, maar bedoelen in feite digitalisering of digitale transitie. Daarmee scheppen ze verkeerde verwachtingen en sturen ze op de verkeerde indicatoren. Het gevolg is dat technologie wordt uitgerold zonder de onderliggende aannames, structuren en belangenpatronen te veranderen.
Mijn advies is dan ook: begin elk traject met de vraag of het gaat om digitalisering, transitie of transformatie. Gebruik dit onderscheid als kompas. Stimuleer transities voor optimalisatie, efficiëntie en standaardisatie, maar zet transformatiebeleid en experimenteerruimtes in wanneer herontwerp en fundamentele verandering nodig zijn. En investeer in het vermogen tot derde-orde leren, omdat de samenleving in toenemende mate vraagt om organisaties die zichzelf permanent kunnen heruitvinden.
Bronnen
- Argyris, C., & Schön, D. (1978). Organizational Learning: A Theory of Action Perspective. Addison-Wesley.
- Bateson, G. (1972). Steps to an Ecology of Mind. University of Chicago Press.
- Derksen, M. (2022). Digital Transformation: A Systematic Literature Review.
- Derksen, M. (2022). Digitale transformatie, maar dan concreet!
- Derksen, M. (2025). Van A naar Anders: navigeren in complexe verandering.
- Hanelt, A., Bohnsack, R., Marz, D., & Antunes Marante, C. (2021). A systematic review of the literature on digital transformation: Insights and implications for strategy and organizational change. Journal of Management Studies, 58(5), 1159–1197.
- Vial, G. (2019). Understanding digital transformation: A review and a research agenda. The Journal of Strategic Information Systems, 28(2), 118–144.
1 reactie
Zie ook mijn LinkedIn-bericht:
https://www.linkedin.com/posts/mderksen_digitaletransformatie-activity-7365654264444067841-hEk5