De EW Economie-lezing van 16 april 2025 door Max Welling heb ik destijds zelf gemist, maar ik werd er afgelopen week op gewezen door Aaltje Vincent. Zij tipte mij de lezing omdat ik bezig ben met een essay over de rol van kunstmatige intelligentie (AI) in de energietransitie.
Welling is hoogleraar Machine Learning aan de Universiteit van Amsterdam en medeoprichter van de start-up CuspAI. Zijn verhaal draait om de vraag of AI voor Europa kan uitgroeien tot een nieuwe economische motor, vergelijkbaar met de grote transformaties van eerdere industriële revoluties.

Welling verbindt de huidige AI-ontwikkelingen direct met eerdere historische kantelpunten. De industriële revolutie begon met de uitvinding van de stoommachine in 1764, waarmee arbeid voor het eerst grootschalig werd gemechaniseerd. Die vooruitgang had echter ook een bijwerking: de massale inzet van kolen en olie die uiteindelijk de basis legde voor de huidige klimaatcrisis.
De digitale revolutie van nu beschouwt hij als even ingrijpend, maar van een andere orde. Waar de stoommachine fysieke arbeid verving, vervangt AI steeds vaker cognitieve taken. Tegelijk dreigt deze digitale revolutie, door de enorme energiebehoefte van datacenters, opnieuw het klimaatprobleem te verergeren. Welling ziet hier de paradox: dezelfde technologie die het probleem kan vergroten, biedt ook de sleutel om duurzame oplossingen te ontwikkelen, bijvoorbeeld via AI-gestuurde materiaal- en molecuulontdekking.
Welling stelt dat we leven aan de vooravond van een digitale omwenteling die mogelijk groter is dan de industriële revolutie. AI groeit exponentieel in capaciteit: waar hij in 1998 werkte met modellen van honderd variabelen, bevatten hedendaagse modellen zoals ChatGPT bijna een biljoen parameters. Deze ontwikkeling versnelt sneller dan de wet van Moore ooit deed.
Hij schetst 2025 als het jaar van agentic AI: autonome systemen die zelfstandig taken uitvoeren, van het beheren van agenda’s tot het aansturen van robots. Daarna volgt de fase van embodied AI, waarin agenten lichamen krijgen en fysiek deelnemen aan de samenleving. Bedrijven die hier niet in meegaan, verliezen hun concurrentiekracht, zoals de Duitse auto-industrie al pijnlijk heeft ervaren bij de transitie naar elektrische auto’s.
Volgens Welling staat er veel op het spel. AI kan de productiviteit verhogen, nieuwe wetenschappelijke doorbraken mogelijk maken en de energietransitie versnellen. Tegelijk brengt het risico’s: banen verdwijnen, ongelijkheid groeit en democratieën worden kwetsbaar voor beïnvloeding. De centrale vraag is of Europa de kans grijpt om AI te koppelen aan zijn eigen waarden van duurzaamheid, gelijkheid en publieke verantwoordelijkheid.
Om Europa sterker te maken in de mondiale AI-race, doet Welling meerdere voorstellen in zijn EW Economie-lezing:
- Investeer in AI als strategische technologie. AI wordt de basis van toekomstige economieën; investeren is noodzakelijk om niet afhankelijk te worden van de VS of China.
- Verbind AI met duurzaamheid. Zet AI in voor het ontwerpen van nieuwe materialen, efficiëntere batterijen, CO₂-verwijdering en duurzame energieproductie.
- Ontwikkel Europese datacenters. Zorg voor voldoende rekenkracht die onafhankelijk is van Amerikaanse techbedrijven en die gereguleerd kan worden volgens Europese wetgeving.
- Oprichting van AI-Industrie Instituten. Bouw een netwerk van instituten waar kennisinstellingen, bedrijven en overheden samenwerken, naar voorbeeld van CERN of bestaande AI-labs in Nederland.
- Maak regelgeving flexibeler en werkbaar. Strenge maar praktische regels die innovatie niet verlammen, en een uniform Europees kader om complexiteit te verminderen.
- Versterk start-ups. Creëer een flexibele cao, maak durfkapitaal toegankelijker en stimuleer samenwerking tussen universiteiten en jonge bedrijven.
- Bevorder behoud van talent. Ondersteun initiatieven zoals ELLIS en zet Europese middelen in om onderzoekers en studenten aan Europa te binden.
Welling benadrukt dat AI de komende decennia bepalend zal zijn voor economische groei, geopolitieke machtsverhoudingen en de aanpak van de klimaatcrisis. Europa moet volgens hem versneld investeren, regels slim vormgeven en samenwerken om een eigen pad te ontwikkelen.
Zijn lezing overtuigt in de analyse van urgentie en kansen, maar roept wat mij betreft ook een belangrijke kritische vraag op. Door AI te presenteren als onvermijdelijk, schuift hij de politieke keuzes over ontwerp en toepassing naar de marge. Daarmee dreigt de discussie over de maatschappelijke inrichting van technologie te worden gereduceerd tot een verdelingsvraag achteraf. Europa staat mijn inziens niet alleen voor een technologische inhaalrace, maar ook voor de uitdaging om expliciet te bepalen welke samenleving het met AI wil vormgeven. Niet sneller, maar slimmer!