Japanse filosofie en haar (on)toepasbaarheid in het dagelijks leven

door Marco Derksen op 23 november 2025

Begin deze maand was filosoof, docent en publicist Michel Dijkstra gastspreker in het programma Leren van Diversiteit & Innovatie, over wat oosterse denkwijzen kunnen betekenen voor het omgaan met complexiteit, verandering en samenwerking in de hedendaagse samenleving. Waar het westerse denken vooral gericht is op doelen en resultaten, nodigt het oosterse denken ons uit te kijken naar de ruimte ertussen: handelen zonder te forceren, het waarderen van imperfectie en het vinden van rust te midden van beweging.

Helaas kon ik er zelf niet bij zijn, maar op basis van de hand-outs en enkele interviews heb ik een korte samenvatting geschreven van Dijkstra’s visie op de Japanse filosofie. Daaruit blijkt hoe Japanse denktradities niet losstaan van het dagelijks leven, maar juist manieren zijn om ons te verhouden tot de wereld om ons heen.

Zhanzi in fromt of waterfalls

Dijkstra introduceert twee begrippen die de kern vormen van deze levensfilosofie. Het eerste is tetsugaku, letterlijk ‘wijsheidsleer’: filosofie niet als abstract denken, maar als een manier van leven waarin inzicht en handelen samenvallen. Het tweede is , ‘de Weg’, die niet verwijst naar een vast pad of eindpunt maar naar het proces van oefenen, falen en verfijnen. In die zin is de Weg geen middel tot iets, maar een manier van zijn.

Centraal in Dijkstra’s werk over de Japanse filosofie staat het idee dat alles met alles verbonden is. In de shintō-traditie (letterlijk weg der goden) wordt de werkelijkheid gezien als bezield; er is geen scheiding tussen geest en materie. Deze eenheid vraagt om handelen vanuit innerlijke oprechtheid en zuiverheid van intentie, in plaats van te streven naar controle of beheersing. Dijkstra koppelt dit aan het begrip kokoro of hart-geest, dat denken en voelen samenbrengt. In zijn interview in Filosofie Magazine noemt hij dit een alternatief voor het westerse middel-doel denken: niet alles hoeft nuttig te zijn om waardevol te zijn.

Een tweede thema in Dijkstra’s werk is de wabi-sabi-esthetiek, waarin het onvolmaakte en vergankelijke niet worden afgewezen, maar juist omarmd. De metafoor van kintsugi, het herstellen van gebroken aardewerk met goud, staat symbool voor een houding waarin breuk en mislukking deel uitmaken van het leerproces.

Ten slotte is er de zenpraktijk van niet-doen of shikantaza (wu wei). Dit is geen passiviteit, maar een manier van handelen vanuit rust en aandacht. In de zencontext gebruikt Dijkstra vooral de term shikantaza, “alleen maar zitten”, om te wijzen op niet-instrumenteel handelen: een houding waarin handelen niet gericht is op nut of resultaat, maar vanzelf voortkomt uit volledige aanwezigheid. Hij illustreert dit met het klassieke verhaal van kok Ding uit de Zhuangzi, een taoïstische geschriftenbundel, waarin de kok een os snijdt zonder ooit zijn mes bot te maken, omdat hij de natuurlijke lijnen volgt.

Dijkstra verbindt meditatie en handelen. De Boeddha zei: “Laat je gedachten als wolken aan je voorbij trekken.” Dōgen voegde daaraan toe: “Denk het niet-denken.” Dijkstra beschrijft dit als een oefening in onthechting van de inhoud van de hart-geest: oordelen, ambities en zekerheden loslaten om weer te kunnen zien wat is. Meditatie is bij Dijkstra een oefening om bewuster te handelen in de wereld. “Denk het niet-denken” is, zo stelde hij, de Japanse variant van het Chinese “doe het niet-doen”. De rust van meditatie wordt vruchtbaar in handelen. In die rust krijgt het verhaal van kok Ding zijn volle betekenis: handelen zonder te grijpen, scherp blijven zonder te snijden tegen de botten.

Wie zijn verbondenheid met alles wat leeft herkent, ook met de schaduwen van mislukking en verval, kan handelen vanuit een onthechte betrokkenheid aldus Dijkstra. Hoe meer we ons verbinden met de ander en het andere, hoe meer ruimte er ontstaat. Of wat Dijkstra, in navolging van Zhuangzi, ook wel “zwerfruimte” noemt:

“Vogels vliegen in de lucht en hoe ver ze ook vliegen, er komt geen einde aan de lucht.
Vissen zwemmen in het water en hoe ver ze ook zwemmen, er komt geen einde aan het water.”

De rode draad in zijn betoog is dat oosterse filosofie een noodzakelijke correctie vormt op onze neiging tot beheersing in het westerse denken. Door aandachtig te kijken, te vertragen en onze vooroordelen los te laten, ontstaat ruimte voor andere vormen van weten en samenwerken.

De belangrijkste conclusies die ik persoonlijk haal uit Dijkstra’s visie op de Japanse filosofie zijn drieledig:

  • Ten eerste vraagt echte innovatie niet om meer strategie of sturing maar om ontvankelijkheid, het vermogen om te luisteren naar wat zich aandient.
  • Ten tweede ligt diversiteit niet alleen in verschil tussen mensen, maar in het toelaten van meerdere werkelijkheden tegelijk.
  • En ten derde betekent leiderschap in deze context niet het bepalen van richting, maar het creëren van stilte waarin richting vanzelf zichtbaar wordt.

Uit het verslag van een van de deelnemers van het programma blijkt dat Dijkstra tijdens de avond ‘de Weg’ niet alleen onder woorden bracht, maar ook in praktijk bracht: rustig opbouwend, observerend en met humor.

Dijkstra’s visie biedt een interessante uitnodiging tot anders denken. Zijn boodschap is dat de weg naar verandering niet gepland wordt, maar gaandeweg ontstaat. Precies zoals de taoïst Zhuangzi al zei: ‘de weg ontstaat door hem te gaan.’

Bronnen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Laatste blogs

Bekijk alle blogs (1238)
Contact