Van spiegel naar script: het risico van normalisering

door Marco Derksen op 22 maart 2025

De Netflix-serie Adolescence maakt veel los. Niet alleen op mijn LinkedIn-post over de serie, die in korte tijd tienduizenden mensen bereikte, maar vooral in de discussies die daaruit voortkwamen. Naast herkenning en morele instemming leverde dat ook enkele kritische, maar goede vragen op. Een van die vragen was: Werkt deze serie mogelijk averechts? Normaliseert zij het gedrag dat ze probeert te problematiseren? Is dit niet eerder voer voor imitatie dan voor bewustwording?

Hanneke Felten, senior onderzoeker bij Movisie, wijst al jaren op het risico van onbedoelde versterking van stereotypen. In haar onderzoek, samengevat in de publicatie Wat werkt bij het verminderen van discriminatie, blijkt dat het tonen of benoemen van stereotypen vaak niet leidt tot vermindering ervan, maar eerder tot bevestiging. Zeker wanneer kijkers zich niet kunnen of willen identificeren met het slachtoffer, of wanneer de problematische situatie te abstract, bedreigend of gepolitiseerd aanvoelt.

Daar zit precies de spanning in Adolescence. De serie neemt je mee in een wereld van jongens die zich afgewezen voelen, boos zijn op vrouwen en steeds radicaler worden. Dat kan werken — als kijkers zich kunnen inleven in de hoofdpersoon Jamie Miller en begrijpen hoe hij in dit schadelijke gedachtegoed is terechtgekomen. Uit onderzoek blijkt dat verhalen waarin je echt kunt meeleven met een personage kunnen helpen om vooroordelen af te breken. Maar dat gebeurt alleen als mensen zich veilig voelen tijdens het kijken, openstaan voor het verhaal en niet worden afgeschrikt of juist aangetrokken door de extremen.

En daar zit het risico. Als je dat zonder uitleg of gesprek laat zien, kan het overkomen alsof dat gedrag normaal is — of zelfs aantrekkelijk. In de psychologie heet dit het Werther-effect: jongeren die zich herkennen in iemand die destructief gedrag laat zien, kunnen dat gedrag gaan nadoen. We kennen dit van berichtgeving over zelfdoding of geweld, die soms leidt tot kopieergedrag. Movisie waarschuwt dan ook: als je stereotype beelden herhaalt, vooral over kwetsbare groepen, zonder er iets tegenover te zetten of erbij stil te staan, versterk je het probleem in plaats van het te doorbreken.

Tegelijkertijd blijkt ook dat verhalen wél kunnen helpen, als ze goed worden gebracht. Felten noemt dit het secondary transfer effect: als je meeleeft met één persoon uit een gestigmatiseerde groep, kan dat je kijk op de hele groep veranderen. Maar dat gebeurt alleen als het verhaal naast pijn en woede ook herkenning en verbondenheid oproept. De kracht zit dus in hoe het verhaal wordt verteld, in de omgeving waarin het wordt bekeken en in het gesprek dat erop volgt.

Het antwoord op de vraag “werkt zo’n serie averechts?” is dus: het kán. Maar dat hoeft niet. Zonder duiding, gesprek en begeleiding is het risico reëel dat jongeren het gedrag van Jamie niet zien als waarschuwing, maar als een logisch of begrijpelijk gevolg. Zeker als ze zich herkennen in zijn frustratie of isolement. Dan wordt Adolescence geen spiegel, maar een handleiding.

Dat vraagt dus iets van ons — ouders, docenten, hulpverleners en beleidsmakers. Niet het afwijzen van deze serie, maar het benutten ervan als startpunt voor gesprek. Niet moraliserend, maar luisterend. Niet alleen over algoritmes en schermtijd, maar bijvoorbeeld ook over prestatiedruk, opvoedstijlen, mannelijkheidsidealen en kwetsbaarheid. Juist in de kracht van verbeelding schuilt verantwoordelijkheid. Fictie kan spiegelen, maar ook sturen. Wat jongeren nodig hebben, is niet alleen herkenning, maar richting. En die begint bij ons — met het gesprek dat volgt zodra de aftiteling begint.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Laatste blogs

Bekijk alle blogs (1186)
Contact