Digitale inclusie, het toegankelijk maken van onze digitale samenleving voor iedereen, is een belangrijk beleidsdoel van de overheid. Hiervoor is het van belang dat Nederlanders de vaardigheden hebben om met digitalisering om te gaan. Maar welke digitale vaardigheden hebben we nodig om mee te kunnen in de digitale netwerksamenleving? Deze week schetste Rathenau Instituut haar bevindingen mbt digitale vaardigheden voor technologisch burgerschap.
Binnen Europa heeft Nederland een goede positie op het gebied van de digitale economie en samenleving. Nederland bezet in 2019 de derde positie op de Digital Economy & Society Index (DESI). Deze index bestaat uit 5 componenten: connectiviteit, vaardigheden, internetgebruik, integratie van digitale technologie en digitale publieke diensten. Op de meeste componenten behoort Nederland tot de top 3 van Europa, enkel op vaardigheden bezet Nederland de vijfde positie.
Eerder onderzoek van het Rathenau Instituut beschreef de noodzaak voor technologisch burgerschap. Technologisch burgerschap houdt in dat Nederlanders de vaardigheden hebben om de mogelijkheden van digitalisering te begrijpen, de kennis en de weerbaarheid hebben om met de risico’s van digitale technologie om te gaan, en deel kunnen nemen aan het democratisch debat en de politieke besluitvorming over nieuwe digitale technologie. Dit betekent dat Nederlanders moeten begrijpen welke persoonlijke en maatschappelijke gevolgen digitale technologie heeft en daar keuzes in kunnen maken. Ook houdt dit in dat ze over vaardigheden beschikken om hun voordeel te doen met digitale technologie, bijvoorbeeld in het contact met de overheid, het vinden van werk en het regelen van financiële zaken.
Digitale vaardigheden kunnen op meerdere manieren worden gemeten. In onderzoek wordt meestal gebruikt gemaakt van een van de volgende twee mogelijkheden, ie zelfrapportage enanalyse van digitaal gedrag. Rathenau verwijst in haar bevindingen naar beide onderzoeken.
Over het algemeen hebben Nederlanders goede digitale vaardigheden. Sommige groepen blijven achter, met name laagopgeleide ouderen. Veiligheid blijft een aandachtspunt voor alle Nederlanders, evenals de beperkte deelname aan het online publieke debat en breder technologisch burgerschap.
Interessant in dit verband is dat het NWO vorige maand drie miljoen euro heeft toegekend aan vijf nieuwe onderzoeken binnen het programma Digitale samenleving – de geïnformeerde burger. Het doel van het onderzoeksprogramma is om de inzet van digitale technieken beter af te stemmen op maatschappelijke wensen, behoeften en vaardigheden, en andersom. Hiermee sluiten de onderzoeken inhoudelijk aan op de Digital Society Research Agenda van de VSNU.
Eén van de onderzoeken betreft het onderzoek van Biblionet Groningen, de Koninklijke Bibliotheek (KB), het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Rijksuniversiteit Groningen, Kinderopvang SKSG en het Alfa-college naar de factoren die de ontwikkeling van digitale geletterdheid stimuleren en welke factoren deze ontwikkeling juist in de weg staan.
1 reactie
Als het gaat om het aanleren van digitale kennis en vaardigheden, dan is er een probleem dat die twee niet gelijkelijk verdeeld zijn onder de docenten op een middelbare school. Binnen een sectie zal de ene docent weet hebben van digitale geletterdheid en de ander niet of minder.
Om dit probleem aan te vatten pleit ik ervoor dat een school zich tijdelijk anders organiseert om de meerwaarde van technologische ontwikkelingen goed te belichten.
Het middel dat ik voorstel is een bootreis, niet een, maar twee: https://www.mediawijzer.net/de-netwerkmaatschappij-deel-26-bootreizen/