In gesprek met Roanne van Voorst: over menselijkheid, technologie en tijd

door Marco Derksen op 26 juni 2025

Deze week luisterde ik de aflevering van Filosofie in actie, waarin Piek Knijff en sidekick Derk Wijkamp in gesprek gaan met toekomstantropoloog Roanne van Voorst.

Roanne van Voorst noemt zichzelf toekomstantropoloog. Ze onderzoekt transformaties die al begonnen zijn, vaak op kleine, specifieke plekken waar de toekomst als het ware al even zichtbaar is. Ze kijkt wat die veranderingen doen met mensen. Niet alleen op maatschappelijk niveau, maar juist ook in het persoonlijke, dagelijkse leven. Hoe voelen we? Hoe maken we keuzes? Hoe veranderen liefde, zorg of werk als de wereld om ons heen kantelt?

Zingende bergen in het Jostedalsbreen Nationaal Park Noorwegen (Foto: Marco Derksen)

Haar eerste langdurige veldwerk deed Roanne van Voorst in Groenland, een plek waar de gevolgen van klimaatverandering eerder en heviger voelbaar waren dan elders. Ze zag hoe stijgende temperaturen het jachtseizoen verstoorden, waardoor hele dorpen hun bestaanszekerheid verloren. Dat leidde niet alleen tot economische problemen, maar ook tot meer ruzies, alcoholgebruik en huiselijk geweld. “De klimaatcrisis kwam niet alleen aan op het weer,” zegt ze, “maar ook op relaties, op identiteit, op mentaal welzijn.” Juist door in zulke contexten onderzoek te doen, probeert ze een glimp op te vangen van wat ons mogelijk in andere delen van de wereld te wachten staat.

In haar antropologisch werk maakt Van Voorst onderscheid tussen het perspectief van binnenuit (emic) en de analytische blik van buitenaf (etic). Zelf noem ik dit the view from within en the view from without. In de podcast legt ze dit uit aan de hand van een voorbeeld: Tijdens veldwerk in Jakarta vroeg ze zich aanvankelijk af waarom mensen in een wijk bleven wonen die keer op keer overstroomde. Vanuit een etic perspectief leek dat irrationeel en gevaarlijk. Pas toen ze wekenlang leefde met de bewoners, begreep ze het emic antwoord: verhuizen zou betekenen dat ze hun werk verliezen, en daarmee hun mogelijkheid om hun kinderen te voeden. Een overstroming is erg, maar honger is erger. Dat is het verschil tussen begrijpen van buitenaf en begrijpen van binnenuit.

Technologie speelt een steeds grotere rol in Van Voorsts antropologische werk. In eerdere projecten zag ze al hoe digitalisering ingreep in kwetsbare situaties, bijvoorbeeld in de humanitaire hulpverlening na klimaatgerelateerde rampen. Samen met onder anderen professor Hilhorst onderzocht ze hoe beslissingen over wie hulp krijgt steeds vaker worden onderbouwd met data en algoritmes, bijvoorbeeld tijdens triage in vluchtelingenkampen. Wat ooit een persoonlijke en contextgevoelige afweging was, wordt nu gelegitimeerd richting sponsors met dashboards en modellen.

In haar huidige onderzoek, waarin ze als hoofdonderzoeker in acht landen ziekenhuizen volgt, kijkt ze wat AI doet met het werk van artsen en verpleegkundigen. Niet omdat AI hen vertelt wat ze moeten doen maar omdat het systeem steeds vaker als objectief wordt gezien. Er hangt een soort ‘wittejasseneffect’ rond de computer, zoals zij het noemt: als het algoritme zegt dat er 89 procent kans is op een tumor, wie durft dan nog “nee” te zeggen? En belangrijker: wie kan dat nog?

Van Voorst en haar team zien dat oudere zorgprofessionals vaak op basis van ervaring en intuïtie aanvoelen wanneer de AI ernaast zit. Ze hebben jarenlang met het menselijk lichaam gewerkt en herkennen afwijkingen met een bijna fysiek weten. Jongere collega’s daarentegen zeggen vaak: “Ik weet dat niet. Ik heb alleen maar met de computer geoefend.”

Een concreet voorbeeld is afkomstig uit een ruraal ziekenhuis waar AI wordt ingezet om borsttumoren te lokaliseren op medische scans. Voorheen tekenden artsen de tumoren handmatig in, een klus van vier uur. De AI doet dat nu in tien minuten. Daardoor kunnen patiënten sneller worden ingepland en soms zelfs dezelfde dag nog worden behandeld. Voor jonge moeders met kanker die ver moeten reizen, maakt dat een enorm verschil.

Maar de keerzijde is dat de AI fouten maakt bij lichamen die afwijken van het standaardmodel: bij vrouwen met overgewicht of vrouwen die anders liggen vanwege pijn. En omdat jongere artsen die fouttekeningen niet meer leren herkennen, groeit het risico dat verkeerde beslissingen onopgemerkt blijven. “Het probleem is niet dat de AI niet werkt,” zegt Van Voorst, “het probleem is dat hij te goed werkt.” Het systeem maakt ons sneller, maar de ontnomen ervaring maakt ons kwetsbaarder. De verantwoordelijkheid ligt nog altijd bij de arts, maar wat als die niet meer beschikt over de vaardigheden om tegen de machine in te denken?

Wat verliezen we aan menselijk vermogen wanneer we technologie niet invoeren als assistent, maar als vervanger? En maken we als samenleving nog bewust keuzes in wat we willen behouden aan ervaring, intuïtie en vakmanschap? Of laten we dat ongemerkt wegsijpelen in het tempo van de innovatie?

Eén van de inspiratiebronnen van Van Voorst is de Duitse socioloog en politicoloog Hartmut Rosa. En ik durf te zeggen dat ze in deze podcast misschien wel de beste korte uitleg geeft van Rosa’s werk over resonantie die ik tot nu toe heb gehoord. Rosa stelt dat modernisering leidt tot versnelling, en dat deze versnelling de relatie van mensen tot de wereld verstoort. Hij noemt dat het verlies aan resonantie: de ervaring dat je werkelijk verbonden bent met wat je doet, met anderen en met de wereld om je heen. Rosa maakt onderscheid tussen drie vormen van resonantie: horizontaal (tussen mensen), verticaal (met iets groters zoals kunst, natuur of spiritualiteit) en diagonaal (vakmanschap, volledig opgaan in een handeling).

Van Voorst licht dit toe met voorbeelden uit haar eigen leven: het diepe gesprek met een vriendin, het geraakt worden door klassieke muziek, het schrijven van haar maandelijkse nieuwsbrief The Emic. “Op dagen waarop ik gehaast werk, voel ik niets. Dan is zelfs mijn dochtertje, die laat zien hoe een kikker springt, een onderbreking. Dat is precies wat gejaagdheid doet: het sluit je af van het leven,” aldus Van Voorst.

Derk Wijkamp wijst erop dat Rosa zich baseert op de Oostenrijkse dichter Rainer Maria Rilke (zie ook De resonantie van Rainer Maria Rilkes gedicht), die schrijft over het zingen van de dingen: het moment waarop een berg, een kunstwerk of een woord je raakt, zonder dat je het kunt verklaren. Hij vraagt zich af of we dat zingen nog wel kunnen horen in een wereld vol afleiding, notificaties en targets. Van Voorst antwoordt: ja, het zingen is er nog, maar je moet stil zijn om het te horen. Dat lukt niet als je hoofd vol zit met e-mails, podcasts en scrollgedrag. “Het zingen is als de sterren: ze zijn er altijd, ook als er wolken voor zitten.”

Ich fürchte mich so vor der Menschen Wort.
Sie sprechen alles so deutlich aus:
Und dieses heißt Hund und jenes heißt Haus,
und hier ist Beginn und das Ende ist dort.

Mich bangt auch ihr Sinn, ihr Spiel mit dem Spott,
sie wissen alles, was wird und war;
kein Berg ist ihnen mehr wunderbar;
ihr Garten und Gut grenzt grade an Gott.

Ich will immer warnen und wehren: Bleibt fern.
Die Dinge singen hör ich so gern.
Ihr rührt sie an: sie sind starr und stumm.
Ihr bringt mir alle die Dinge um.

Ich fürchte mich so vor der Menschen Wort (Rainer Maria Rilke, 1898)

Een ander voorbeeld uit het onderzoek van Voorst komt uit een Japans verpleeghuis. Daar werd technologie ingezet om rugproblemen bij zorgmedewerkers tegen te gaan. Tilliften – of tilmachines, zoals Van Voorst ze noemt – moesten het zware werk overnemen. Maar zowel patiënten als personeel raakten ongelukkig. Tillen bleek niet alleen een fysieke handeling, maar ook een sociaal ritueel: een omhelzing, een kort moment van menselijk contact. De tilliften maakten die nabijheid onmogelijk. Uiteindelijk heeft het verpleeghuis de helft van de tilliften vervangen door ondersteunende tilbanden. Het werk werd weer menselijker en de ervaring rijker. Technologie werd niet weggedaan, maar bijgesteld in functie van wat mensen nodig bleken te hebben.

Ook haar theaterproject Zorgen voor AI, ontwikkeld samen met Company New Heroes, laat deze thema’s zien. De monoloog, gespeeld door actrice Margo Verhoeven, is opgebouwd uit anonieme verhalen van artsen en verpleegkundigen. In het stuk verdedigt een arts zich voor de tuchtcommissie. Ze zegt: “Het feit is dat ik het te druk had. Al jaren. En dat er al jaren voor niets tijd was.” Ze beschrijft de gejaagdheid van het zorgsysteem en de wens naar iets dat lijkt op de verloren rookpauzes van vroeger. Niet vanwege de sigaret, maar vanwege het moment van even nietsdoen. Niet alles wordt beter als het sneller gaat.

Voor mij was dit opnieuw een erg sterke aflevering van Filosofie in actie. Inhoudelijk, betrokken en precies waar het nu over moet gaan. Geen praat over technologie als oplossing of bedreiging, maar over ons vermogen om mens te blijven in tijden van AI en andere technologische ontwikkelingen. Dank Piek voor het mooie gesprek, dank Derk voor je mooie reflecterende vragen, en natuurlijk dank Roanne voor je openheid, inzicht en scherpe analyse.

1 reactie

Beantwoord

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Laatste blogs

Bekijk alle blogs (1232)
Contact