Hoe technologie en kapitaal de wereld steeds opnieuw vormgeven

door Marco Derksen op 24 juni 2025

Al jaren volg ik de inmiddels 85-jarige Brits-Venezolaanse econoom en onderzoeker Carlota Perez, en verwijs ik regelmatig naar haar werk in colleges en lezingen. Haar boek Technological Revolutions and Financial Capital (2002) geldt nog altijd als een ijkpunt in het denken over technologische transities. Hoog tijd dus voor een samenvatting en een reflectie op wat haar analyse ons vandaag, ruim twintig jaar later, nog te zeggen heeft.

In Technological Revolutions and Financial Capital onderzoekt Carlota Perez een fundamentele vraag: waarom gaan technologische vernieuwingen telkens gepaard met perioden van economische instabiliteit, speculatie en maatschappelijke frictie? Haar centrale stelling is dat deze patronen geen toeval zijn, maar onderdeel vormen van een terugkerende dynamiek in het kapitalisme. Sinds de industriële revolutie hebben zich vijf technologische revoluties voltrokken, elk met een kenmerkend verloop van opkomst, oververhitting, crisis en uitrol. Perez wilde met haar boek geen blauwdruk bieden, maar een analytisch kader aanreiken waarmee we kunnen begrijpen waar we ons bevinden in een transitie en wat er nodig is om het potentieel van technologie maatschappelijk te verzilveren.

Ze schreef het boek in 2002, op het moment dat de dotcom-zeepbel net was gebarsten. Ze duidt die periode expliciet als het mogelijke kantelpunt van de vijfde golf: het moment waarop de samenleving de ICT-revolutie zou kunnen ombuigen van speculatie naar brede maatschappelijke integratie. In haar epiloog spreekt ze de hoop uit dat deze omslag vreedzaam en bewust kan worden vormgegeven. Inmiddels, ruim twintig jaar later, rijst de vraag of dat keerpunt werkelijk is benut, of dat we ons nu — met de opkomst van kunstmatige intelligentie, digitale platformen en datagestuurde systemen — opnieuw in een installatiefase bevinden, wellicht zelfs aan de vooravond van een zesde golf.

Deel 1: het ritme van technologische revoluties
Het eerste deel introduceert de kernstructuur van het model. Perez onderscheidt twee hoofdperiodes in elke technologische revolutie: de installatieperiode en de uitrolperiode. De installatieperiode begint met de introductie van nieuwe technologieën (irruption) en gaat over in een fase van financiële oververhitting (frenzy). De uitrolperiode volgt op een kantelpunt, meestal getriggerd door een crisis, en bestaat uit een periode van brede verspreiding (synergy) en uiteindelijk verzadiging (maturity). Elke golf duurt grofweg vijftig jaar.

Opvallend is dat financiële speculatie in de frenzy-fase een functionele rol speelt. Juist het risicovolle karakter van financieel kapitaal jaagt innovatie aan. Maar zodra kapitaal zich loszingt van de reële economie, ontstaan er bubbels. De dotcomcrisis van 2000 is daarvan een voorbeeld. Perez stelt: “Each technological revolution requires the construction of a matching institutional framework to release its full potential”. Technologie kan pas leiden tot maatschappelijke vooruitgang als ook instituties, regelgeving en gedragsnormen meebewegen.

Historisch onderbouwt ze dit model met vijf grote revoluties: de eerste industriële revolutie (vanaf 1771), de stoom- en spoorwegperiode (1829), de staal- en elektriciteitsrevolutie (1875), de olie- en massaproductie-economie (1908) en de huidige ICT-revolutie (vanaf 1971). De indeling in vijftigjarige cycli lijkt in contrast te staan met de waarneming dat industriële revoluties steeds sneller verlopen. Perez erkent die versnelling, maar nuanceert dat technologische innovatie en maatschappelijke assimilatie niet synchroon verlopen. Sneller innoveren betekent niet automatisch sneller transformeren; maatschappelijke instituties, onderwijsstructuren, arbeidsmarkten en culturele normen bewegen traag. Precies daar ontstaat de frictie die haar model zichtbaar maakt.

Deel 2: de dubbele rol van financieel kapitaal
In het tweede deel analyseert Perez hoe kapitaal zich verhoudt tot technologische ontwikkeling. Financieel kapitaal speelt een sleutelrol in het opschalen van nieuwe technologieën, juist omdat het mobiel en risicobereid is. In de vroege fasen financiert het durfkapitaal, infrastructuurprojecten en experimenten. Maar zodra investeerders vooral op zoek gaan naar snel rendement, kantelt het systeem richting speculatie. Ze spreekt van een bifurcatie: productief kapitaal (gericht op waardecreatie) en financieel kapitaal (gericht op rendement) raken tijdelijk van elkaar los.

Historische voorbeelden illustreren dit. Tijdens de spoorwegrevolutie in de 19e eeuw werd massaal geïnvesteerd in overcapaciteit; de crash van 1873 volgde. In de jaren twintig van de 20e eeuw leidde financiële speculatie tot de beurskrach van 1929. In de jaren negentig herhaalde dit patroon zich met de dotcomzeepbel. Telkens is het patroon gelijk: “Irruption and frenzy are not only unavoidable; they are functional to the process of technological transformation”.

Perez benadrukt dat deze instabiliteit niet het gevolg is van falende markten, maar een systemische eigenschap is van het kapitalisme in tijden van technologische transitie. Ze pleit voor meer begrip van deze dynamiek bij beleidsmakers, om beter te kunnen sturen in de installatieperiode. Tegelijkertijd raakt die dynamiek ook het sociaal weefsel. Economische instabiliteit leidt tot werkonzekerheid, polarisatie en druk op publieke voorzieningen zoals zorg en onderwijs. Wanneer financiële prikkels domineren, verliezen publieke waarden terrein.

Deel 3: een systeemmodel van transformatie
Het derde deel brengt de voorgaande inzichten samen in een systeemmodel dat laat zien hoe technologie, kapitaal en instituties in wisselwerking patronen van vernieuwing genereren. Perez introduceert drie met elkaar verbonden subsystemen: het techno-economisch paradigma (de dominante technologieën en organisatiestructuren), de dynamiek tussen financieel en productief kapitaal, en het institutionele raamwerk (regels, normen, beleid). Elke revolutie ontstaat uit spanningen tussen deze sferen. Wanneer één ervan verandert, ontstaat druk op de andere om zich aan te passen. Vindt die aanpassing niet tijdig plaats, dan volgt een systeemcrisis.

Het is in deze fase (het kantelpunt) dat keuzes gemaakt kunnen worden. Institutionele vernieuwing bepaalt of technologie brede maatschappelijke impact krijgt. De overgang van de laissez-faire-jaren twintig naar de New Deal-jaren dertig illustreert dit mechanisme. In Perez’ woorden: “Each turning point is an opportunity to shape the direction of the golden age to follow”.

Ze laat ook zien dat de ideologieën van een tijd (zoals het neoliberalisme) vaak resoneren met de fase waarin een technologische revolutie zich bevindt. Monetarisme en deregulering hoorden bij de installatiefase van de vijfde golf; wellicht vraagt de uitrolfase nu om herregulering, herverdeling en strategisch overheidsbeleid.

Hier raakt ze aan de vraag wat de impact is van technologische revoluties op mens en maatschappij. Ze veranderen niet alleen de economie, maar ook het dagelijks leven: hoe mensen leren, werken, zorgen en communiceren. Digitale technologieën herschikken sociale netwerken, creëren nieuwe vormen van ongelijkheid, zetten het onderwijs onder druk om bij te blijven en beïnvloeden de mentale gezondheid via informatiedruk en platformverslaving. Wat ontbreekt, stelt Perez, is institutionele coördinatie om deze diffuse impact sociaal te begeleiden.

Lessen voor beleid, samenleving en burger
In haar epiloog stelde Perez dat de vijfde golf (de digitale revolutie) zich in 2002 op het kantelpunt bevond. Inmiddels heeft ze haar visie aangescherpt. De kern van haar analyse is gebleven: technologische revoluties verlopen volgens herkenbare patronen van disruptie, speculatie en hervorming. Maar in recente publicaties legt ze meer nadruk op de noodzaak van actief beleid om deze transities in goede banen te leiden. Ze stelt dat we nog steeds in de nadagen van de installatieperiode verkeren, en dat een ‘gouden eeuw’ mogelijk is, mits digitale technologie wordt ingezet voor duurzaamheid, sociale inclusie en publieke waarde.

AI ziet ze niet als een op zichzelf staande zesde revolutie, maar als een krachtige versneller binnen de bestaande ICT-golf. Ze waarschuwt voor een herhaling van patronen: hype, overinvestering en een daaropvolgende correctie zijn onvermijdelijk. Wat telt, is of AI geïntegreerd raakt in instituties, publieke infrastructuur en beleid — net zoals elektriciteit pas systemische impact kreeg toen fabrieken, scholen en steden hun structuren erop aanpasten.

De geschiedenis leert volgens Perez dat technologische vooruitgang zonder sturing vaak leidt tot grotere ongelijkheid en instabiliteit. Maar met de juiste keuzes kan een nieuw tijdperk van gedeelde welvaart aanbreken. Een gouden eeuw komt niet vanzelf: ze wordt gecreëerd via bewuste instituties, visionair beleid en een samenleving die technologie inzet ten dienste van het algemeen belang.

Bron
Perez, C. (2002). Technological revolutions and financial capital: The dynamics of bubbles and golden ages. Cheltenham: Edward Elgar Publishing.

1 reactie

Beantwoord

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Laatste blogs

Bekijk alle blogs (1232)
Contact