Niet het scherm, maar het systeem

door Marco Derksen op 22 maart 2025

De Netflix-serie Adolescence, een fictieve maar realistische dramaserie over een geradicaliseerde tiener, maakt veel los en leidde onder mijn LinkedIn-post over de serie tot een interessant debat over de impact van digitale technologie op jongeren, en in het bijzonder over het werk van Jonathan Haidt. Zijn boek The Anxious Generation stelt dat de opkomst van smartphones en sociale media sinds 2010 een centrale oorzaak is van de toename van psychische klachten bij jongeren. Maar die claim roept nog steeds vragen op.

De kern van de discussie draait om de vraag in hoeverre sociale media een causale dan wel slechts een correlatieve relatie hebben met de mentale gesteldheid van jongeren. Haidt stelt dat de sterke toename van depressie, angststoornissen en zelfs zelfbeschadiging onder jongeren in de afgelopen vijftien jaar niet los te zien is van de opkomst van de smartphone en visuele sociale media als Instagram en TikTok. Hij baseert zich op trenddata die rond 2010 een duidelijke knik in de cijfers laten zien, vooral bij meisjes. Zijn verklaring: sociale media ondermijnen de sociaal-emotionele ontwikkeling via slaapgebrek, aandachtsspreiding, sociale vergelijking en verslaving aan notificaties en algoritmisch versterkte content. Haidt pleit dan ook voor vergaande maatregelen, zoals een smartphoneverbod op middelbare scholen en een leeftijdsgrens van zestien jaar voor socialmediagebruik.

Tegenover Haidts these staan wetenschappers als Amy Orben, Eveline Crone, Anne-Laura van Harmelen en onderzoekers van het Trimbos-instituut, die waarschuwen voor te snelle conclusies. Zij benadrukken dat het overgrote deel van de studies waarop Haidt zich baseert, correlatief van aard is en dat zijn analyse regelmatig selectief is in de keuze van bronnen. In plaats van een eenduidig causaal verband laten grootschalige en methodologisch sterkere studies een gemengder beeld zien. Een recente meta-analyse van 46 studies, gepubliceerd in 2025, concludeert dat er geen consistent statistisch significant verband bestaat tussen de tijd die jongeren doorbrengen op sociale media en het optreden van mentale gezondheidsproblemen. De gemiddelde effectgrootte is minimaal en kan beschouwd worden als statistische ruis. Longitudinaal onderzoek onder 8.500 Ierse jongeren, gevolgd van hun negende tot achttiende levensjaar, vond geen aanwijzingen dat vroeg gebruik van internet of sociale media leidt tot latere mentale problemen, wanneer werd gecontroleerd voor factoren als ouderlijke conflicten, populariteit en eerdere emotionele problemen.

Andere studies bevestigen wel dat er risicogroepen zijn, met name jongeren die al kampen met psychische klachten of opgroeien in onveilige thuissituaties. Deze jongeren zijn gevoeliger voor negatieve ervaringen op sociale media, zoals online pesten of overmatige sociale vergelijking. Maar ook hier geldt dat sociale media eerder bestaande kwetsbaarheden versterken dan ze veroorzaken. Onderzoek wijst op een bidirectioneel verband: jongeren met mentale problemen zoeken vaker hun toevlucht tot sociale media, waardoor hun klachten mogelijk verergeren. Dat wil echter niet zeggen dat sociale media de initiële oorzaak zijn. Dit patroon sluit aan bij inzichten uit de praktijk van professionals in de jeugdzorg, zoals Chi Lueng Chiu, die in de discussie op LinkedIn benadrukt dat jongeren die online in de problemen komen, meestal ook offline al kwetsbaar zijn. Het aantal zogenaamde “adverse childhood experiences” (ACE’s) blijkt een veel sterkere voorspeller te zijn voor mentale problematiek dan socialmediagebruik op zich. ACE’s zijn ingrijpende jeugdervaringen zoals mishandeling, verwaarlozing, scheiding of opgroeien in een onveilig gezin.

Een discussiepunt in het debat is het gebruik van zelfrapportage versus objectieve meetmethoden. Jongeren overschatten vaak hun schermtijd, en studies gebaseerd op zelfrapportage vertonen vaker negatieve correlaties. Betere methoden, zoals dagelijkse dagboekstudies of objectieve metingen via apps, tonen doorgaans minder of geen verband aan tussen schermtijd en mentale klachten. Ook platformverschillen doen ertoe: visueel georiënteerde apps zoals Instagram hebben mogelijk een andere impact dan YouTube of Reddit, waar het sociale aspect minder prominent is.

Er bestaat wel brede consensus over het feit dat sociale media geen neutraal domein zijn. Algoritmes kunnen polariserend werken, schadelijke content kan viraal gaan en kwetsbare jongeren kunnen zich verliezen in toxische online subculturen, zoals de manosphere. Dat is ook wat Adolescence indringend laat zien. Maar wat de serie en Haidts analyse te weinig meenemen, is de bredere maatschappelijke context: toegenomen prestatiedruk, economische onzekerheid, veranderende opvoedstijlen en sociale ongelijkheid. Die factoren zijn volgens veel onderzoekers structureler van aard en verklaren beter de seculiere trend in mentale problemen, die al vóór de opkomst van sociale media werd ingezet.

De belangrijkste conclusie uit de discussie is dan ook dat het verband tussen sociale media en mentale problemen bij jongeren complex, contextueel en vaak klein is. Het is onverstandig om sociale media te demoniseren of als hoofdoorzaak van mentale problemen te positioneren. Eenzijdige maatregelen, zoals smartphoneverboden of algemene leeftijdsgrenzen, kunnen zelfs contraproductief zijn als ze voorbijgaan aan de diversiteit van jongeren en de waarde die sociale media kunnen bieden in termen van verbinding, creativiteit en identiteitsvorming. Tegelijkertijd zijn er legitieme zorgen over slaapgebrek, sociale vergelijking en verslaving, die vooral aandacht vragen binnen bredere preventieve kaders en opvoedkundige begeleiding.

Aanbevolen wordt dan ook om beleid en interventies niet te baseren op morele paniek of populaire narratieven, maar op gedegen wetenschap. Dit vraagt om investeringen in langlopend, multidisciplinair en contextgevoelig onderzoek, waarbij de stem van jongeren zelf volwaardig wordt meegenomen. In plaats van sociale media als zondebok te gebruiken, is het effectiever om te werken aan veerkracht, mediawijsheid en sociaal-emotionele ondersteuning — en om het systeem waarin jongeren opgroeien kritisch onder de loep te nemen. Want uiteindelijk is de vraag niet óf sociale media invloed hebben, maar hoe die invloed zich verhoudt tot de bredere sociale, psychologische en culturele werkelijkheid waarin jongeren zich ontwikkelen.

Verder lezen:

1 reactie

Profielfoto
Rhea Flohr op schreef:

Fijn dat je dit zo helder hebt genoteerd. De bijkomende problemen lijken te zijn: niemand voelt zich verantwoordelijk en veel mensen vinden het ook moeilijk om een eerste stap te zetten. De eerste stap begint namelijk vaak bij jezelf. Kijk in de spiegel en beoordeel op welke manier jij een voorbeeld bent voor de mensen om je heen zowel online als offline.
Als iedereen naar elkaar blijft wijzen dan komen we geen stap verder en als er teveel ingezet gaat worden op onderzoek doen en weinig op actie is er ook weinig beweging.
Wil je beweging? Start met kijken in de spiegel, met praten over en benoemen wat wel of niet gewenst is en daar afspraken over maken zowel thuis als op school.

Beantwoord

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Laatste blogs

Bekijk alle blogs (1232)
Contact