De stelling dat 75 procent van het innovatiesucces wordt bepaald door niet-technologische factoren en slechts 25 procent door technologische factoren is een belangrijk inzicht dat de afgelopen jaren veel invloed heeft gehad op het denken over innovatie in Nederland. Maar waar komt deze heuristiek eigenlijk vandaan? Vaak wordt verwezen naar het werk van bedrijfskundige en hoogleraar Strategie en Innovatie Henk Volberda, maar klopt dat wel? Om dat te achterhalen deed ik een niet-uitputtend onderzoek naar de herkomst van deze bevinding en de context waarin zij tot stand kwam.
De eerste publicatie van de 75-25-verdeling
Uit de beschikbare bronnen blijkt dat Henk Volberda deze bevinding voor het eerst publiceerde in 2006, samen met zijn collega’s Van den Bosch en Jansen. De resultaten kwamen voort uit de Erasmus Concurrentie- en Innovatiemonitor, uitgevoerd door het instituut INSCOPE. Het onderzoek betrof zo’n 10.000 bedrijven in Nederland, die in de periode 2005–2010 werden gevolgd. In de publicatie werd gesteld dat technologische innovatie, voornamelijk gestimuleerd door R&D en ICT-investeringen, slechts 25 procent van het uiteindelijke innovatiesucces bepaalt, terwijl sociale innovatie – bestaande uit management, organisatie en arbeidsaspecten – verantwoordelijk is voor 75 procent van dat succes.
De nuance in de bevindingen
Een belangrijke nuance die niet altijd wordt vermeld wanneer deze getallen worden geciteerd, is dat deze verdeling specifiek geldt voor radicale en strategisch vernieuwende innovaties. Voor incrementele innovatie, met een focus op efficiëntie en kostenbesparing, stelde Volberda dat technologische en sociale innovatie elk voor 50 procent het succes bepalen. Deze differentiatie toont aan dat het belang van sociale factoren groter wordt naarmate de beoogde innovatie meer baanbrekend is.
Context van Volberda’s onderzoek
Volberda’s bevindingen ontstonden in een tijd waarin in het Nederlandse innovatiedebat veel nadruk lag op technologische aspecten. Hij ergerde zich, zoals hij zelf aangaf, “al jaren aan de klaagzang dat we als Nederland niet voldoende investeerden in research & development en technologie”. Voor hem was innovatie altijd meer geweest dan “mensen in witte jassen”.
Zijn onderzoek bij onder meer Philips in Stadskanaal had hem al eerder doen inzien dat “de manier van management en organisatie, gecombineerd met de manier van werken, doorslaggevend is bij innovatie en productiviteit”. Hij formuleerde daarom een “mantra voor sociale innovatie”: flexibel organiseren, dynamisch managen en slimmer werken.
De innovatieschijf van vijf
Later ontwikkelde Volberda zijn inzichten verder tot wat hij de innovatieschijf van vijf noemt. Deze bestaat uit vijf elementen: technologie (R&D en ICT), zelforganisatie, dienend leiderschap, slimmer werken en co-creatie. Deze vijf elementen samen vormen volgens hem de basis voor succesvol innoveren in organisaties.
Volgens Volberda presteren “bedrijven die sociale innovatie serieus nemen op tal van prestatiemaatstaven beter dan bedrijven die nauwelijks aan sociale innovatie doen. Ze scoren gemiddeld 33 procent beter op radicale innovatie, 27 procent hoger op disruptieve innovatie en 21 procent hoger op incrementele innovatie”.
Was Volberda de eerste?
De vraag of Volberda de eerste was die het belang van niet-technologische factoren voor innovatiesucces aantoonde, is lastiger te beantwoorden op basis van de beschikbare bronnen. Hoewel er geen directe verwijzingen zijn naar eerdere onderzoekers die precies deze 75-25-verdeling hebben vastgesteld, waren er wel degelijk anderen die het belang van sociale en organisatorische factoren in innovatie benadrukten.
Volberda noemt zichzelf in een van de bronnen “aanvankelijk een roepende in de woestijn”, wat suggereert dat zijn focus op sociale innovatie destijds relatief uniek was binnen het Nederlandse innovatielandschap. Pas rond 2012 merkte hij dat “er deels naar hem geluisterd wordt”.
Het wetenschappelijke debat
Het is belangrijk te beseffen dat Volberda’s 75-25-verdeling deel uitmaakt van een breder wetenschappelijk debat over de factoren die bijdragen aan innovatiesucces. In dat debat hebben verschillende onderzoekers diverse aspecten belicht.
Zo benadrukten Hamel en Prahalad al in 1994 dat bedrijven in plaats van “meer van hetzelfde” of “probeer harder”-benaderingen (“how to be better”) fundamenteel hun bestaande kernactiviteiten moeten herzien (“how to be different”). Baden-Fuller en Stopford accentueerden het belang van strategische innovaties die leiden tot verandering van de bestaande regels van het spel binnen de bedrijfstak. Markides sprak in 1997 over een fundamentele herbezinning op de vraag waar een organisatie eigenlijk mee bezig is.
Conclusie
Op basis van de beschikbare bronnen kunnen we concluderen dat Henk Volberda rond 2006 voor het eerst de specifieke 75-25-verdeling tussen sociale en technologische innovatiefactoren publiceerde, als resultaat van de Erasmus Concurrentie- en Innovatiemonitor. Hoewel het belang van niet-technologische factoren voor innovatie al eerder werd onderkend door andere onderzoekers, lijkt Volberda de eerste te zijn die deze specifieke kwantitatieve verdeling vaststelde en empirisch onderbouwde op basis van grootschalig onderzoek onder Nederlandse bedrijven.
Deze bevinding heeft een significante impact gehad op het denken over innovatie in Nederland en heeft bijgedragen aan een verschuiving van een overwegend technologische benadering naar een meer gebalanceerde visie, waarin ook sociale innovatie een prominente plaats heeft.
Bronnen
- Volberda, H. W., Van den Bosch, F. A., & Jansen, J. J. P. (2007). Slim managen & innovatief organiseren. Financieel Dagblad i.s.m. AWVN, De Unie en Eiffel.
- Volberda, H. W. (2007). Hoe rendeert sociale innovatie? De innovatie-uitdaging in een mondiaal speelveld. In Samen groeien door Sociale Innovatie: Feiten, meningen en ervaringen uit het NCSI-congres 2007 (p. 39). NCSI.
- Volberda, H. W. (2007). Investeren in Sociale Innovatie. In Kookboek Sociale Innovatie: Naar productiviteitsgroei en versterking van de Nederlandse concurrentiepositie.
- Volberda, H. W., Jansen, J. J. P., Tempelaar, M. P., & Heij, C. V. (2010). Sociale innovatie: nu nog beter! Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2009-2010. INSCOPE Research for Innovation, Rotterdam School of Management, Erasmus University Rotterdam.
- Volberda, H. W., Jansen, J. J. P., Tempelaar, M. P., & Heij, C. V. (2011). Monitoren van sociale innovatie: Slimmer werken, dynamisch managen en flexibel organiseren. Tijdschrift voor HRM, 1(1), 85–100.
- Boom Management. (2019). Henk Volberda’s schijf van vijf.